Toespraak Trix van Bennekom tijdens herdenking 30 juli
Dames en heren,
Vandaag herdenken we dat 82 jaar geleden vanaf deze plek het eerste transport van Rotterdamse Joden en Joden vanuit het zuiden van Zuid-Holland naar kamp Westerbork vertrok.
Er is een belangrijke ooggetuige van de gebeurtenissen op die noodlottige dag: de destijds vijftienjarige Carry Ulreich. Carry had sinds een paar dagen een baantje als keukenhulp bij de Joodse Raad voor Rotterdam en was in Loods 24 aanwezig om koffie en limonade te schenken. Ze beschrijft in haar dagboek hoe vanaf half vijf in de middag meer dan duizend mannen, vrouwen en kinderen binnenkomen. Leiding en medewerkers van de Joodse Raad voor Rotterdam, de opperrabbijn, artsen en verpleegsters, ze zijn allemaal aanwezig om de helpende hand te bieden en moed in te spreken. Sommige mensen zijn uiterlijk kalm, andere mensen huilen en zijn zo wanhopig dat ze door dokters en verpleegsters gekalmeerd moeten worden. In de woorden van Carry: ‘Eén toneeltje zal ik nooit vergeten. Iemand kreeg een zenuwtoeval en werd door Dr. Hausdorff zachtjes naar de ‘ziekenhuisafdeling’ gebracht onder heftig snikken. Plotseling begint ze te trappelen, alsof ze gek geworden is. Het was een vreselijk gezicht, ik draaide mijn hoofd om. En nog meer van die gevallen. Allemaal en overal ellende! Radeloze mensen die zo overstuur waren dat hun benen het begaven.’
De dokter Hausdorff waar Carry over schrijft is de dan veertigjarige David Hausdorff, sinds 1930 huisarts op de West-Kruiskade en een vooraanstaand lid van de Joodse gemeenschap.
Waarom moesten de Joden zich eigenlijk melden? Een maand eerder had de Duitse bezetter de voorzitters van de Joodse Raad voor Amsterdam Asscher en Cohen ontboden en meegedeeld dat alle 140.000 Joden Nederland zouden moeten verlaten om in kampen in Oost-Europa dwangarbeid te verrichten. Er was geen discussie mogelijk, het aantal dagelijks te deporteren Joden en het schema voor de transporten werden in Berlijn door Adolf Eichmann bepaald. Omdat deportatie van zoveel mensen enige tijd in beslag zou nemen, werden Joden boven de veertig jaar voorlopig vrijgesteld. Die voorlopige vrijstelling gold ook voor medewerkers van de Joodse Raad en een aantal groepen die nodig waren om de Joodse gemeenschap de komende maanden te verzorgen. Van artsen en rabbijnen tot koosjere slagers en bakkers. Maar de boodschap van de bezetter was glashelder; alle Joden dienden te vertrekken, Nederland moest Judenrein worden.
De Duitsers lieten er geen gras over groeien. Op 14 juli 1942 vertrok het eerste transport vanuit Amsterdam naar doorgangskamp Westerbork. Na het derde transport vanuit Amsterdam was Rotterdam aan de beurt. Met angst en beven wachtten de Rotterdamse Joden de oproepen af. Wie zou op 30 juli moeten vertrekken? Tegen de afspraak in kregen de mensen pas één dag van tevoren te horen dat zij zich in Loods 24 moesten melden. Wat voor nog meer paniek zorgde was dat de leeftijdsgrens onverwachts was verhoogd van 40 naar 50 jaar. Het deportatiebevel bevatte ook instructies over de mee te nemen bagage: noodzakelijke reisbehoeften moest men bij de hand houden, grote bagage als dekens en werklaarzen moesten in een koffer of rugzak worden gedaan met daarop het woord ‘Holland’. Verder diende men eten en drinken voor drie dagen mee te nemen. Niemand in Joods Rotterdam sliep die nacht.
Meteen na de aankondiging dat alle Joden Nederland zouden moeten verlaten, had de Joodse Raad voor Rotterdam de afdeling Hulp aan Vertrekkenden opgericht. Kleermakers, schoenmakers en naaisters werkten dag en nacht om plunjezakken, stevig schoeisel en dekenrollen te maken. In de Centrale Keuken werden voedselpakketten klaargemaakt en artsen zorgden voor medicijnen.
Omdat medewerkers van de Joodse Raad voorlopig waren vrijgesteld, was er een run op baantjes. In een paar weken tijd ging het aantal medewerkers in Rotterdam van twintig naar vierhonderd. Carry Ulreich ging in de keuken werken, haar zus Rachel werd typiste en hun vader Getzel werd in het kledingatelier verantwoordelijk voor de productie van rugzakken.
Uit zijn persoonskaart in de cartotheek van de Joodse Raad weten we dat op 28 juli, twee dagen voor het eerste transport, de leden van de Joodse Raad David Hausdorff aanstelden als hun medisch adviseur. Ook zieken bleken namelijk voorlopig vrijgesteld van transport; de Duitsers waren panisch voor besmettelijke ziekten. Er waren verschillende artsen in Loods 24 aanwezig, maar het was de taak van Hausdorff, die vloeiend Duits sprak, om de SS’er die de leiding had over de deportatie, ervan te overtuigen om zieken van de transportlijst te laten schrappen. De artsen die in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam bij de eerste transporten aanwezig waren geweest, hadden hem voorbereid op de taferelen die hij daarbij kon verwachten. Het meest gevreesd was de aanwezigheid van Ferdinand aus der Fünten, de beruchte oorlogsmisdadiger die de reputatie had vaak dronken te zijn. Dan was hij niet voor rede vatbaar, schreeuwde en bedreigde de Joodse artsen met de dood. Hausdorff zou Aus der Fünten bij de meeste transporten vanuit Loods 24 meemaken.
Van de 2000 opgeroepen Joden kwamen er 1150 opdagen. Ongeveer 150 mensen mochten de Loods verlaten, de meesten omdat ze werkzaam waren voor de Joodse Raad of bijvoorbeeld gemengd gehuwd waren. Een klein deel werd vanwege ‘Krankheit’ – ziekte – afgekeurd. Die nacht duwden Duitse soldaten duizend Joodse Rotterdammers de gereedstaande trein in. In Westerbork werden hun papieren gecontroleerd en hun laatste geld en persoonlijke bezittingen als horloges en sieraden afgepakt.
Een dag later ging de reis verder. In goederenwagons gingen de Rotterdammers op weg naar de werkkampen die hun waren voorgespiegeld. Eindbestemming van de trein was Auschwitz in Polen. Wat daar gebeurde, hielden de Duitsers zorgvuldig geheim. Het is niet bevatten, maar drie dagen na hun vertrek uit Westerbork waren de meeste Joden die zich 82 jaar geleden in Loods 24 meldden dood. Meteen na aankomst vermoord in de gaskamers van Auschwitz.
De bezetter zette er vaart in. Terwijl de trein uit Rotterdam nog onderweg was naar Westerbork, begonnen postbodes met het bezorgen van tweeduizendnieuwe oproepen voor zondag 2 augustus. En wat later weer tweeduizendoproepen. De Duitsers hadden erop gerekend in korte tijd zesduizend Joden te deporteren, maar er kwamen steeds minder mensen opdagen.
Gevolg was dat de bezetter van tactiek veranderde: komen de Joden niet uit zichzelf naar Loods 24, dan halen we ze wel op. Bij de eerste razzia’s in september werden Joden met een buitenlands paspoort thuis opgepakt, in oktober alle zestig- tot negentigjarigen. In februari 1943 werden het Joodse Ziekenhuis aan de Schietbaanlaan en het Joodse Weeshuis aan de Mathenesserlaan bij een grote actie leeggehaald.
Op vrijdagavond 9 april 1943 vond de laatste grote razzia plaats. Daarbij haalde de Sicherheitsdienst, met hulp van de Rotterdamse politie, achthonderd Joden uit hun huizen. Voor het vervoer naar Loods 24 waren vooraf bij de RET drie tramstellen en zestien autobussen besteld. Bijna alle medewerkers van de Joodse Raad voor Rotterdam, als ze al niet eerder waren opgepakt of ondergedoken, werden uit hun huizen gesleept. Twee weken later werd Loods 24 voor de laatste keer gebruikt om het merendeel van de resterende Joden per trein naar Kamp Vught over te brengen. Wat daaraan vooraf ging is een verhaal op zich.
Loods 24 was overigens niet de enige plek in de stad van waaruit Joden werden gedeporteerd. Joden die de regels overtraden, opgepakte onderduikers of Joden die bij kleinere ophaalacties in handen van de Duitsers vielen, werden overgebracht naar het hoofdbureau van politie aan het Haagseveer. In opdracht van de Sicherheitsdienst brachten Rotterdamse politieagenten ruim 1300 Joodse arrestanten naar Westerbork over.
Gelaten keken de meeste Rotterdammers toe hoe hun stadsgenoten werden afgevoerd. De Duitse bezetter had anderhalf jaar lang tientallen verordeningen over de 11.000 Rotterdamse Joden uitgestort om hen te isoleren van de samenleving. Joden waren hun werk kwijtgeraakt; zo mocht dokter Hausdorff geen niet-Joodse patiënten meer behandelen en kreeg hij als Joodse arts ontslag bij het consultatiebureau waar hij één dag in de week werkzaam was. Joodse leerlingen moesten van school; in allerijl richtte de Joodse Raad voor hen Joodse scholen op. Joden werden beroofd van hun geld en bezittingen, mochten bijna nergens meer komen en moesten een Jodenster dragen. Tegelijkertijd liet de bezetter geen gelegenheid onbenut om Joden als vijand van het Nederlandse volk af te schilderen. Joden waren een minderwaardig ras. Parasieten die volgens de nazi’s uitgeroeid moesten worden.
Al die antisemitische retoriek had effect. De stad was eraan gewend om overal de bordjes ‘Verboden voor Joden’ te zien. Misschien was illustratief voor de stemming in de stad wat de gepensioneerde huisarts dokter Mees, die op de Mathenesserlaan woonde, na het derde transport schreef: ‘De Jodenvervolgingen gaan maar steeds door. Ook hier zijn velen min of meer antisemiet, maar iedereen heeft nu toch met de Joden te doen.’
Het gezin van Carry Ulreich dook in oktober 1942 onder op de Mathenesserweg en overleefde daar de oorlog. Ten tijde van de laatste razzia in april 1943 waren er nog twee Joodse artsen in Rotterdam: dokter Hausdorff en dokter Pool. Meteen daarna dook dokter Pool onder en was Hausdorff de laatste Joodse medicus in de stad. Na een waarschuwing van het verzet dat hij aan de beurt was om gearresteerd te worden, dook Hausdorff eind augustus 1943 met zijn vrouw en drie kleine kinderen onder in Vlaardingen.
De klopjacht op de laatste Joden in Nederland naderde zijn ontknoping. Aus der Fünten gebruikte 29 september 1943, de laatste dag van het Joodse jaar, om het einde van het Nederlandse Jodendom in te luiden. In Amsterdam werden de laatste paar duizend Joden opgepakt onder wie de leden van de Joodse Raad, hun families en overgebleven medewerkers. In Rotterdam pakte de Sicherheitsdienst als laatste Joden de voorzitter van de Joodse Raad voor Rotterdam Hendrik Cohen en secretaris Mark van den Berg op. Zij zouden de oorlog niet overleven.
Veertien maanden na het eerste transport uit Loods 24 was Rotterdam officieel Judenrein. Er waren nu alleen nog enkele honderden gemengd gehuwde Joden.
We herdenken vandaag het eerste transport dat het einde van het Rotterdamse Jodendom inluidde. Maar misschien moeten we ook stilstaan bij het sluipende proces dat aan de moord op duizenden Rotterdamse Joden voorafging. De uitsluiting, demonisering en ontmenselijking van de tot de oorlog grootste minderheid in deze stad. Want ook al maakten Joden vier eeuwen lang deel uit van de Rotterdamse samenleving en hadden zij grote bijdragen aan de stad geleverd, toen het er echt op aankwam bleken zij voor de meeste Rotterdammers de ‘Ander’ te zijn. Ook over dat proces van uitsluiten en demoniseren zouden we moeten zeggen: ‘Dat nooit meer.’
Rotterdam, 30 juli 2024