De grimmige jaren
J. van Grondelle
Dotterbloemlaan 14
2555 IN Den Haag.
Den Haag 8 maart 1999
Geachte Heer Wilmink,
Hierbij zend ik u mijn krabbeltje over
het joodse ziekenhuis.
Ik had niet gedacht, dat het opschrijven
van een herinnering na zoveel jaren nog
zoveel emoties zou losmaken. Degene, die
in het ziekenhuis piano speelde, was ik.
Terwijl je het opschrijft, beleef je het
weer. Doe met het verhaaltje wat u wilt, ik hoop
dat het leesbaar is.
Vriendelijke groeten.
J. van Grondelle.
Deze poort gaf toegang tot de tuin en ingang van
het joodse ziekenhuis. In de tuin was ook een
klein mortuarium. Het was een klein gezellig ziekenhuis. Er waren niet alleen joodse patiënten, maar ook
niet-joodse patiënten ,als in een gemeente-
ziekenhuis even geen plaats was. Patiënten
vroegen vaak zelf om naar het joodse ziekenhuis in de Schietbaan laan gebracht te worden omdat het
er gezelliger was - en het eten ook smakelijker - dan in zo'n groot ziekenhuis als Coolsingel en
Bergweg (Gemeenteziekenhuizen ). Op sommige dagen werd bijv. de piano uit de
zusterskamer de gang ingereden, waar de zieken
kamers op uit kwamen. De deuren gingen dan
open. Er werd piano gespeeld, vaak verzoek
nummers van patiënten. Het zusterkoortje zong b.v. "Geschichten aus dem Wienerwald"
van J. Strauss. Op de interne afdeling was een patiënt met een hele mooie tenor, die
liederen van Schubert zong. Patiënten, die
mochten rondlopen, kwamen om de piano staan
en zochten uit de muziekalbums, wat zij graag
wilden horen. Als het een populaire schlager
was, zongen bijna alle patiënten mee. Bekende joodse artiesten zijn patiënt geweest in het joodse ziekenhuis; o.a. Louis Davids,
geboren in de Rotterdamse Zandstraat. Hij
droeg het joodse ziekenhuis een warm hart toe en vergat zijn minder met aardse goederen bedeelde
geloofsgenoten nimmer.
Er waren ook bekende straattypes bij zoals
het destijds bekende tweetal, dat rond
Kerstmis en jaarwisseling met de Enkhuizer
almanak leurde. Dan klonk hun enigszins naargeestige roep; "almana-a-ak,
almana-a-ak", waarbij de kleinste van de twee
geregeld in het rond draaide om te zien of er
soms kopers uit de huizen kwamen. Eens kwam de langste van de twee in het ziekenhuis terecht. De kleine kwam op bezoek
en liep, steeds ronddraaiend, de zaal in. Zoals hij dat gewend was op straat te doen.
Joodse marktkooplui in het ziekenhuis, nog
niet helemaal bij uit narcose, waren in hun
onderbewustzijn al met de negotie bezig en
lagen hun laken te meten onder de aanbeveling
"vooruit dan maar, vijfendertig cent een el" Gedetineerden uit de strafgevangenis aan de
Noordsingel waren graag in het joodse
ziekenhuis. Als ze in het ziekenhuis liggen
telt hun straftijd door. Ze deden dus alles om in het ziekenhuis te komen. Er werd er één gebracht die een stuk vork met de vier tanden had ingeslikt. De vork is ver
wijderd en een paar weken, nadat hij hersteld
naar de gevangenis was teruggebracht, kwam
hij weer in het ziekenhuis omdat hij het
lemmet van een aardappelmesje had ingeslikt.
Toen de chirurg - ik meen dr. Fokkens - de
gedetineerde had geopereerd, zei deze later
"dokter zet er maar drukknopen aan, want ik
kom toch weer terug".
Als een gevangene in het ziekenhuis lag, was er dag en nacht een rechercheur aanwezig om te
zorgen, dat de patiënt niet de benen nam. Een intern patiëntie was Max, een christen
jongetje, die als heel klein hummeltje was
opgenomen in het ziekenhuis, omdat hij een
ernstige vorm van diabetes had. Dr. Elzas was een gerenommeerd arts voor interne ziekten Hij heeft Max jaren onder behandeling gehad. Max is - ik meen - op 12 Jarige leeftijd
naar huis gegaan en kon dank zij het uitgekiende
dieet en insuline een normaal leven leiden, voor die
tijd (± 1934) vrij uitzonderlijk. De verpleegsters waren niet allemaal joods.
er waren een aantal christen verpleegsters,
waaronder mijn zuster, het was echter een
hechte groep, die wat voor elkaar, maar
vooral voor de patiënten wat over hadden.
De directrice, eerst Zr. van Rijn, daarna Zr. E. den Hartog. ging iedere dag langs alle
patiënten, die bij haar hun hart konden
uitstorten.
Toen kwam 10 mei 1940. De eerste bom in
Rotterdam viel op eerste Pinksterdag op de hoek
van de Heemraadssingel en Schietbaanlaan. Het ziekenhuis bood onmiddellijk hulp Een hulp, die niet mocht baten. Door steeds weer nieuwe instortingen heeft men de mensen
onder het puin niet kunnen bereiken,
Op 14 mei 1940 (onder het bombardement) kwam
een noodkreet van het Coolsingel-ziekenhuis
om hulp. De directrice van dit ziekenhuis was de mening toegedaan, dat de gezonde
mensen nu vóór de zieken gingen en had met
koffertje het ziekenhuis verlaten. Inmiddels had de chirurgische barak een voltreffer gehad,
maar brandde. Zr. den Hartog gaf leiding en hulp bij de
evacuatie van de patiënten naar andere
ziekenhuizen, ook naar het joodse ziekenhuis.
Niet lang daarna mochten er geen christen
patiënten meer in het joodse ziekenhuis
aanwezig zijn, evenals de niet joodse
verpleegsters.
Zr. den Hartog nam zoveel mogelijk joodse
mensen op in het ziekenhuis, ziek of niet.
Er stonden zelfs bedden op de gang. Ze hoopte, dat de bezetter de zieke joden niet zou ophalen, zoals met de gezonde joden al was gebeurd. Ze hoopte dit te kunnen rekken en op een wonder, dat de bevrijding spoedig zou komen. De
Duitsers waren al uit Afrika verdreven en ze dreigden ook Italië te moeten verlaten. Bovendien was haar ter ore
gekomen, dat te eniger tijd het hele
ziekenhuis naar Westerbork zou worden
overgebracht, want daar was een ziekenhuis
nodig. Hier klampte men zich aan vast.
Helaas, op 26 februari 1943 reden door
deze poort de vrachtwagens van de Grüne
Polizei de tuin van het Joodse Ziekenhuis
in om niet zo lang daarna volgeladen met mensen als veevervoer, er weer uit te
rijden. Een paar handen kwamen onder
het groene zeil uit ten afscheid.
Een tornado had in het ziekenhuis
geen grotere ravage kunnen aanrichten.
Jetje.