Namen & Plaatsen

Stolpersteine

Stolpersteine is een project van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Hij brengt gedenktekens aan op het trottoir voor de huizen van mensen die door de nazi's verdreven, gedeporteerd, ver­moord of tot zelfmoord gedreven zijn.

Stolpersteine aanvragen
Geplaatste stolpersteine

Scholen

We hebben speciaal voor scholen een onderwijspakket samengesteld om de Joodse geschiedenis in Rotterdam, voor, tijdens en na de tweede wereldoorlog onder de aandacht te brengen. En dan die van kinderen in het bijzonder.

Contact

Kent u iemand, die onze website zou kunnen aanvullen met informatie, documenten, foto's, of op een andere wijze een bijdrage zou kunnen leveren aan deze website? Wilt u zich inzetten voor Stichting Loods 24 en Joods Kindermonument, uw betrokkenheid en interesse meer concreet tonen? Neem dan aub contact met ons op.

Neem contact op

Do you know someone who may have information, documentation, photographs or can contribute to this website in any other way? Please don't hesitate to contact us.

Contact us
Aanmelden Nieuwsbrief

Nieuws

Eervolle plaatsing Stolpersteine oktober '24

Op 28, 29 en 30 oktober zijn Stolpersteine geplaatst bij diverse adressen in Rotterdam. In bijgaand overzicht staan de namen van degenen voor wie Stolpersteine geplaatst zijn bij hun laatstbekende woonadressen. Het was een succesvolle plaatsing waar wederom ruimte was voor persoonlijke verhalen van aanvragers en/of nabestaanden.

Stolpersteine - overzicht oktober 2024

Het verhaal van huisarts David Hausdorff

In het Algemeen Dagblad van 30 juli jl. verscheen een artikel door Tessa Hofland over huisarts David Hausdorff.

Met gevaar voor eigen leven hielp Hausdorff zijn patiënten

Trix van Bennekom geeft verhaal van Joodse huisarts terug aan de stad...

In het Algemeen Dagblad van 30 juli jl. verscheen een artikel door Tessa Hofland over huisarts David Hausdorff.

Met gevaar voor eigen leven hielp Hausdorff zijn patiënten

Trix van Bennekom geeft verhaal van Joodse huisarts terug aan de stad

Ooit was hij zo bekend in Rotterdam dat conducteurs de halte voor zijn praktijk omriepen als 'halte Hausdorff'. Er valt veel te vertellen over huisarts David Hausdorff, die in de oorlog onderduikers hielp totdat hij zelf moest onderduiken. Om te voorkomen dat zijn verhaal vergeten wordt, besloot Trix van Bennekom dit op te schrijven.

“Rotterdam verloor bij het bombardement niet alleen haar hart, ook haar geheugen”, zei iemand tegen Trix van Bennekom bij de herdenking van het bombardement van 14 mei. Aanleiding voor het gesprek was het boek dat zij schreef over de Rotterdamse, Joodse huisarts David Hausdorff. Bij Van Bennekom kwam toen het besef: “Dat is wat ik doe, vergeten verhalen terugbrengen en teruggeven aan de stad.”

De in 1901 geboren Hausdorff liep altijd voor school van het Scheepsvaartkwartier naar de synagoge aan de Boompjes. Hij zag de stoomschepen van de Batavier Lijn, de lijn tussen Londen en Rotterdam. “Aan de hand van oude foto's probeerde ik na te gaan hoe zijn Rotterdam eruitzag. Hij liep bijvoorbeeld langs het Oost-Indisch Huis van de VOC”, vertelt Van Bennekom. “Hausdorff ging na de synagoge naar het Erasmiaans Gymnasium aan de Coolvest, de Coolsingel was nog niet gedempt.”

Lucht vol vliegtuigen
Wat zou Van Bennekom graag een interview met Hausdorff lezen of luisteren waarin hij de stad van vóór de Tweede Wereldoorlog beschrijft. Dat is hem nooit gevraagd. “In een interview is hem wel gevraagd naar het bombardement. Hij vertelt daar hoe hij de dagen ervoor al mensen helpt op straat. Op 14 mei zaten zijn gezin en hij aan tafel toen het luchtalarm ging. Hij zag een lucht vol vliegtuigen. Ze hebben geschuild in een kelder op de hoek van de Mathenesserlaan en de Nieuwe Binnenweg. Hun huis stond 200 meter buiten de brandgrens.” De huisarts met zijn praktijk en woonadres aan de West-Kruiskade 6 stond bekend als grappig, bescheiden en vooruitstrevend. Als orthodoxe Jood had hij niet alleen de Eed van Hippocrates gezworen, maar ook de Eed van Asaf, een gedragscode voor Joodse artsen.

“Hij keek naar lijf en ziel, naar de omgeving waar mensen woonden. Dat is nu heel normaal, maar in 1930 echt nog niet. Daarover is hij in 1967 geïnterviewd. Ook wordt hem gevraagd wat hij vindt van de pil, toen nog niet zo normaal. Die schreef hij gewoon voor, hij volgde nieuwe ontwikkelingen graag.”

Familie-arts
De huisarts was een echte familie-arts. Hij zag het hele gezin, was bij bevallingen, zocht mensen thuis op. Han, de man van Van Bennekom kwam in zijn jeugd bij Hausdorff. “Ik zocht juist een nieuw onderwerp voor een volgend boek”, vertelt de schrijver en journalist. Het echtpaar woonde toen nog op Bonaire, waar Van Bennekom jarenlang correspondent was. Voor het boek verhuisden ze terug naar Rotterdam.

Het boek heeft een chronologische opbouw. Van Bennekom blijft bij feiten en overleveringen. Het toenemend antisemitisme voelt beklemmend, omdat je weet welk gruwelijk lot veel Joodse mensen tegemoet gaan. “Zijn vrouw Hilde kwam uit Duitsland en moest in 1933 haar studie geneeskunde stopzetten toen Hitler aan de macht kwam. Ze werd geen dokter, maar doktersvrouw”, geeft Van Bennekom als voorbeeld van de jaren 30.

Vanaf 1 mei mag Hausdorff alleen nog niet-Joodse mensen behandelen. Mei 1942 moet ook hij een Jodenster dragen. Twee maanden later wordt aangekondigd dat alle Joden in fases gedeporteerd worden − niemand weet nog welk lot de mensen daar wacht. Hausdorff helpt mensen onderduiken en wordt vanaf die zomer betrokken bij het transportproces. “De Duitsers waren echt panisch voor ziektes. Bepaalde beroepen waren uitgesloten van transport, zoals artsen, maar ook zieke mensen mochten gewoon hier in Nederland blijven.”

Afkeuren voor transport
Hausdorff moet in 1942 en 1943 met de Duitsers onderhandelen over wie wel en niet geschikt is voor transport. Niet zonder gevaar voor eigen leven. “Joodse artsen keuren waar ze kunnen mensen af voor transport. Het percentage afkeuringen ligt hoger dan bij Duitse artsen, dat viel op.”

Helaas waren de reddingen vaak tijdelijk. “Je ziet de bezetters steeds wreder worden. Zelfs hoogzwangere vrouwen worden opgepakt bij razzia's.

Hausdorff kon steeds minder doen. Een voorbeeld dat ik vond was van de 16-jarige Walter de Jong. Na keuring mocht hij naar huis vanwege 'hardnekkige eczeem'. Twee maanden later wordt hij alsnog opgepakt. Nog eens drie dagen later is hij in Auschwitz vermoord.”

Augustus 1943 wordt het gezin getipt dat ze op de lijst staan opgepakt te worden. Net op tijd vluchten ze naar Vlaardingen. Tot het einde van de oorlog zitten ze ondergedoken bij een katholiek gezin. Vrijwel direct na 4 mei 1945 gaat Hausdorff terug naar zijn praktijk. Op 3 juni dat jaar staat er in dagblad Trouw een advertentie dat hij openstaat voor nieuwe patiënten. De jaren erna zet hij zich in voor patiënten − bij de praktijk kregen ze het snel druk, maar ook voor behoud van de Joodse cultuur. Een hele generatie is weggeslagen. Voor de oorlog woonden er 13.000 Joodse mensen in Rotterdam, was er met 75 verenigingen een levendige gemeenschap. Na de oorlog zijn dat er nog achthonderd. Mensen zijn gevlucht, gestorven of geëmigreerd.

“Hausdorff wilde de gemeenschap weer opbouwen, dat is nooit helemaal gelukt”, zegt Van Bennekom daarover. Dat stopt de man echter niet. “Hij schrijft naslagwerken over Joodse cultuur in het algemeen en een boek over de Joodse cultuur in Rotterdam. Dat gaat over 1600 tot 1960, eeuwen van Rotterdamse geschiedenis.”

Ridder
In 1978, het jaar dat hij met pensioen gaat, wordt de Rotterdammer voor zijn werk voor de stad en de Joodse gemeenschap benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In 1990 overlijdt hij.

“En nu is de man die zo van geschiedenis hield, zelf geschiedenis geworden”, besluit de schrijver van zijn verhaal. “Na zijn pensioen zag ik een krantenbericht dat halte Hausdorff aan de West-Kruiskade was opgeheven.”

Aandacht voor vermoorde Joden uit Hoekse Waard

In het Algemeen Dagblad van 9 augustus verscheen een artikel door Elise Spetter waarin historica Tineke Molendijk, voorheen bestuurslid van de Stichting, aan het woord komt. Zij zet zich ervoor in dat de herinnering aan de vermoorde Joden uit de Hoeksche Waard, die via Loods 24 werden weggevoerd, levend wordt gehouden...

Aandacht voor vermoorde Joden uit Hoeksche Waard

In het Algemeen Dagblad van 9 augustus verscheen een artikel door Elise Spetter waarin historica Tineke Molendijk, voorheen bestuurslid van de Stichting, aan het woord komt. Zij zet zich ervoor in dat de herinnering aan de vermoorde Joden uit de Hoeksche Waard, die via Loods 24 werden weggevoerd, levend wordt gehouden.

'Abraham zei 'tot gauw', maar hij keerde nooit meer terug'

Historica wil vermoorde Joden uit Hoeksche Waard blijven herdenken

Op 11 augustus 1942 moesten meerdere Joden uit Oud-Beijerland zich melden bij Loods 24 in Rotterdam. Een van hen was Abraham Rood, een bekende slager in het dorp. “Hij dacht dat hij te werk werd gesteld. Bij het instappen op de tram op de Molendijk in Oud-Beijerland zei hij: tot gauw. Maar hij zou nooit meer terugkeren, net als zijn gezin. Abraham Rood werd op 30 augustus 1942 vermoord in Auschwitz”, zo vertelt historica Tineke Molendijk.

Molendijk is zelf geboren in Oud-Beijerland en woont in Goudswaard. Ze schat dat ongeveer veertig Joden uit de Hoeksche Waard via Loods 24 zijn weggevoerd en vermoord. Volgens haar woonde het grootste deel van de Joodse gemeenschap in Oud-Beijerland.

Synagoge
“Joden werkten bijvoorbeeld als veehandelaar of slager. Ze waren onderdeel van de bevolking. Ze hadden een synagoge en een eigen begraafplaats in Oud-Beijerland. Ook was er een godshuis waar je joodse feesten kon vieren, zoals Pesach of Yom Kipoer.”

De Duitsers gebruikten tijdens de Tweede Wereldoorlog Loods 24 om Joden te verzamelen en naar Westerbork te deporteren. Het eerste 'jodentransport' vond plaats op 30 juli 1942. Ruim tweeduizend Rotterdamse Joden moesten die dag om 18.00 uur in Loods 24 zijn voor deelname aan 'werkverruiming' in Duitsland. Tussen 30 juli 1942 en 22 april 1943 vonden er acht 'jodentransporten' plaats vanaf Loods 24. In totaal werden 6790 mensen gedeporteerd van wie het overgrote deel werd vermoord in Sobibór en Auschwitz.

“Joden uit de Hoeksche Waard reisden met de tram via de Blaaksedijk en de Barendrechtsebrug richting Rotterdam-Zuid”, zegt Molendijk. “In Rotterdam-Zuid stapten ze met hun spullen uit bij café Het Moordenaartje. Die naam was niet bewust, maar wel toepasselijk.”

“Vanaf daar werden ze naar Loods 24 geleid. Ze moesten zich melden bij de poort van het poortgebouw. Daarachter stonden allemaal goederenloodsen, waarvan één Loods 24 was.”

Herdacht
Elk jaar op 30 juli - de dag dat de eerste trein naar Westerbork vertrok - worden de gedeporteerde Joodse Rotterdammers en Joden van de Zuid-Hollandse eilanden, waaronder de Hoeksche Waard, herdacht. Dat gebeurt bij het Joodse kindermonument en de 'Muur' van Loods 24, aan de Eva Cohen-Hartogkade in Rotterdam.

Dit jaar werd tijdens de herdenking voor de tweede keer stilgestaan bij Joden uit de Hoeksche Waard. Wethouder Adriaan van der Wulp legde namens het gemeentebestuur een krans.

De Joodse familie Hartog-Koopman uit Oud-Beijerland is ook vermoord in de Tweede Wereldoorlog. “De drie kinderen in het gezin zaten op school in Oud- Beijerland, maar het gezin vertrok bij het uitbreken van de oorlog naar Amsterdam, waar op dat moment de grootste Joodse gemeenschap was. Het gezin werd op 6 juli 1943 vanuit Westerbork op transport gezet naar Auschwitz, waar ze drie dagen later zijn vermoord.”

Molendijk is blij dat de Hoeksche Waard voor de tweede keer was vertegenwoordigd bij de herdenking. Maar ze vindt het belangrijk dat er nog meer aandacht komt voor de Joodse gemeenschap, bijvoorbeeld door het plaatsen van stolpersteine in de Hoeksche Waard. Dat zijn gedenkstenen die worden gelegd in de stoep voor de laatste woning van de slachtoffers van de nazi's.

Toespraak Trix van Bennekom tijdens herdenking 30 juli

Dames en heren,
Vandaag herdenken we dat 82 jaar geleden vanaf deze plek het eerste transport van Rotterdamse Joden en Joden vanuit het zuiden van Zuid-Holland naar kamp Westerbork vertrok.
Er is een belangrijke ooggetuige van de gebeurtenissen op die noodlottige dag: de destijds vijftienjarige Carry Ulreich...

Dames en heren,

Vandaag herdenken we dat 82 jaar geleden vanaf deze plek het eerste transport van Rotterdamse Joden en Joden vanuit het zuiden van Zuid-Holland naar kamp Westerbork vertrok.

Er is een belangrijke ooggetuige van de gebeurtenissen op die noodlottige dag: de destijds vijftienjarige Carry Ulreich. Carry had sinds een paar dagen een baantje als keukenhulp bij de Joodse Raad voor Rotterdam en was in Loods 24 aanwezig om koffie en limonade te schenken. Ze beschrijft in haar dagboek hoe vanaf half vijf in de middag meer dan duizend mannen, vrouwen en kinderen binnenkomen. Leiding en medewerkers van de Joodse Raad voor Rotterdam, de opperrabbijn, artsen en verpleegsters, ze zijn allemaal aanwezig om de helpende hand te bieden en moed in te spreken. Sommige mensen zijn uiterlijk kalm, andere mensen huilen en zijn zo wanhopig dat ze door dokters en verpleegsters gekalmeerd moeten worden. In de woorden van Carry: ‘Eén toneeltje zal ik nooit vergeten. Iemand kreeg een zenuwtoeval en werd door Dr. Hausdorff zachtjes naar de ‘ziekenhuisafdeling’ gebracht onder heftig snikken. Plotseling begint ze te trappelen, alsof ze gek geworden is. Het was een vreselijk gezicht, ik draaide mijn hoofd om. En nog meer van die gevallen. Allemaal en overal ellende! Radeloze mensen die zo overstuur waren dat hun benen het begaven.’

De dokter Hausdorff waar Carry over schrijft is de dan veertigjarige David Hausdorff, sinds 1930 huisarts op de West-Kruiskade en een vooraanstaand lid van de Joodse gemeenschap.

Waarom moesten de Joden zich eigenlijk melden? Een maand eerder had de Duitse bezetter de voorzitters van de Joodse Raad voor Amsterdam Asscher en Cohen ontboden en meegedeeld dat alle 140.000 Joden Nederland zouden moeten verlaten om in kampen in Oost-Europa dwangarbeid te verrichten. Er was geen discussie mogelijk, het aantal dagelijks te deporteren Joden en het schema voor de transporten werden in Berlijn door Adolf Eichmann bepaald. Omdat deportatie van zoveel mensen enige tijd in beslag zou nemen, werden Joden boven de veertig jaar voorlopig vrijgesteld. Die voorlopige vrijstelling gold ook voor medewerkers van de Joodse Raad en een aantal groepen die nodig waren om de Joodse gemeenschap de komende maanden te verzorgen. Van artsen en rabbijnen tot koosjere slagers en bakkers. Maar de boodschap van de bezetter was glashelder; alle Joden dienden te vertrekken, Nederland moest Judenrein worden.

De Duitsers lieten er geen gras over groeien. Op 14 juli 1942 vertrok het eerste transport vanuit Amsterdam naar doorgangskamp Westerbork. Na het derde transport vanuit Amsterdam was Rotterdam aan de beurt. Met angst en beven wachtten de Rotterdamse Joden de oproepen af. Wie zou op 30 juli moeten vertrekken? Tegen de afspraak in kregen de mensen pas één dag van tevoren te horen dat zij zich in Loods 24 moesten melden. Wat voor nog meer paniek zorgde was dat de leeftijdsgrens onverwachts was verhoogd van 40 naar 50 jaar. Het deportatiebevel bevatte ook instructies over de mee te nemen bagage: noodzakelijke reisbehoeften moest men bij de hand houden, grote bagage als dekens en werklaarzen moesten in een koffer of rugzak worden gedaan met daarop het woord ‘Holland’. Verder diende men eten en drinken voor drie dagen mee te nemen. Niemand in Joods Rotterdam sliep die nacht.

Meteen na de aankondiging dat alle Joden Nederland zouden moeten verlaten, had de Joodse Raad voor Rotterdam de afdeling Hulp aan Vertrekkenden opgericht. Kleermakers, schoenmakers en naaisters werkten dag en nacht om plunjezakken, stevig schoeisel en dekenrollen te maken. In de Centrale Keuken werden voedselpakketten klaargemaakt en artsen zorgden voor medicijnen.

Omdat medewerkers van de Joodse Raad voorlopig waren vrijgesteld, was er een run op baantjes. In een paar weken tijd ging het aantal medewerkers in Rotterdam van twintig naar vierhonderd. Carry Ulreich ging in de keuken werken, haar zus Rachel werd typiste en hun vader Getzel werd in het kledingatelier verantwoordelijk voor de productie van rugzakken.

Uit zijn persoonskaart in de cartotheek van de Joodse Raad weten we dat op 28 juli, twee dagen voor het eerste transport, de leden van de Joodse Raad David Hausdorff aanstelden als hun medisch adviseur. Ook zieken bleken namelijk voorlopig vrijgesteld van transport; de Duitsers waren panisch voor besmettelijke ziekten. Er waren verschillende artsen in Loods 24 aanwezig, maar het was de taak van Hausdorff, die vloeiend Duits sprak, om de SS’er die de leiding had over de deportatie, ervan te overtuigen om zieken van de transportlijst te laten schrappen. De artsen die in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam bij de eerste transporten aanwezig waren geweest, hadden hem voorbereid op de taferelen die hij daarbij kon verwachten. Het meest gevreesd was de aanwezigheid van Ferdinand aus der Fünten, de beruchte oorlogsmisdadiger die de reputatie had vaak dronken te zijn. Dan was hij niet voor rede vatbaar, schreeuwde en bedreigde de Joodse artsen met de dood. Hausdorff zou Aus der Fünten bij de meeste transporten vanuit Loods 24 meemaken.

Van de 2000 opgeroepen Joden kwamen er 1150 opdagen. Ongeveer 150 mensen mochten de Loods verlaten, de meesten omdat ze werkzaam waren voor de Joodse Raad of bijvoorbeeld gemengd gehuwd waren. Een klein deel werd vanwege ‘Krankheit’ – ziekte – afgekeurd. Die nacht duwden Duitse soldaten duizend Joodse Rotterdammers de gereedstaande trein in. In Westerbork werden hun papieren gecontroleerd en hun laatste geld en persoonlijke bezittingen als horloges en sieraden afgepakt.

Een dag later ging de reis verder. In goederenwagons gingen de Rotterdammers op weg naar de werkkampen die hun waren voorgespiegeld. Eindbestemming van de trein was Auschwitz in Polen. Wat daar gebeurde, hielden de Duitsers zorgvuldig geheim. Het is niet bevatten, maar drie dagen na hun vertrek uit Westerbork waren de meeste Joden die zich 82 jaar geleden in Loods 24 meldden dood. Meteen na aankomst vermoord in de gaskamers van Auschwitz.

De bezetter zette er vaart in. Terwijl de trein uit Rotterdam nog onderweg was naar Westerbork, begonnen postbodes met het bezorgen van tweeduizendnieuwe oproepen voor zondag 2 augustus. En wat later weer tweeduizendoproepen. De Duitsers hadden erop gerekend in korte tijd zesduizend Joden te deporteren, maar er kwamen steeds minder mensen opdagen.

Gevolg was dat de bezetter van tactiek veranderde: komen de Joden niet uit zichzelf naar Loods 24, dan halen we ze wel op. Bij de eerste razzia’s in september werden Joden met een buitenlands paspoort thuis opgepakt, in oktober alle zestig- tot negentigjarigen. In februari 1943 werden het Joodse Ziekenhuis aan de Schietbaanlaan en het Joodse Weeshuis aan de Mathenesserlaan bij een grote actie leeggehaald.

Op vrijdagavond 9 april 1943 vond de laatste grote razzia plaats. Daarbij haalde de Sicherheitsdienst, met hulp van de Rotterdamse politie, achthonderd Joden uit hun huizen. Voor het vervoer naar Loods 24 waren vooraf bij de RET drie tramstellen en zestien autobussen besteld. Bijna alle medewerkers van de Joodse Raad voor Rotterdam, als ze al niet eerder waren opgepakt of ondergedoken, werden uit hun huizen gesleept. Twee weken later werd Loods 24 voor de laatste keer gebruikt om het merendeel van de resterende Joden per trein naar Kamp Vught over te brengen. Wat daaraan vooraf ging is een verhaal op zich.

Loods 24 was overigens niet de enige plek in de stad van waaruit Joden werden gedeporteerd. Joden die de regels overtraden, opgepakte onderduikers of Joden die bij kleinere ophaalacties in handen van de Duitsers vielen, werden overgebracht naar het hoofdbureau van politie aan het Haagseveer. In opdracht van de Sicherheitsdienst brachten Rotterdamse politieagenten ruim 1300 Joodse arrestanten naar Westerbork over.

Gelaten keken de meeste Rotterdammers toe hoe hun stadsgenoten werden afgevoerd. De Duitse bezetter had anderhalf jaar lang tientallen verordeningen over de 11.000 Rotterdamse Joden uitgestort om hen te isoleren van de samenleving. Joden waren hun werk kwijtgeraakt; zo mocht dokter Hausdorff geen niet-Joodse patiënten meer behandelen en kreeg hij als Joodse arts ontslag bij het consultatiebureau waar hij één dag in de week werkzaam was. Joodse leerlingen moesten van school; in allerijl richtte de Joodse Raad voor hen Joodse scholen op. Joden werden beroofd van hun geld en bezittingen, mochten bijna nergens meer komen en moesten een Jodenster dragen. Tegelijkertijd liet de bezetter geen gelegenheid onbenut om Joden als vijand van het Nederlandse volk af te schilderen. Joden waren een minderwaardig ras. Parasieten die volgens de nazi’s uitgeroeid moesten worden.

Al die antisemitische retoriek had effect. De stad was eraan gewend om overal de bordjes ‘Verboden voor Joden’ te zien. Misschien was illustratief voor de stemming in de stad wat de gepensioneerde huisarts dokter Mees, die op de Mathenesserlaan woonde, na het derde transport schreef: ‘De Jodenvervolgingen gaan maar steeds door. Ook hier zijn velen min of meer antisemiet, maar iedereen heeft nu toch met de Joden te doen.’

Het gezin van Carry Ulreich dook in oktober 1942 onder op de Mathenesserweg en overleefde daar de oorlog. Ten tijde van de laatste razzia in april 1943 waren er nog twee Joodse artsen in Rotterdam: dokter Hausdorff en dokter Pool. Meteen daarna dook dokter Pool onder en was Hausdorff de laatste Joodse medicus in de stad. Na een waarschuwing van het verzet dat hij aan de beurt was om gearresteerd te worden, dook Hausdorff eind augustus 1943 met zijn vrouw en drie kleine kinderen onder in Vlaardingen.

De klopjacht op de laatste Joden in Nederland naderde zijn ontknoping. Aus der Fünten gebruikte 29 september 1943, de laatste dag van het Joodse jaar, om het einde van het Nederlandse Jodendom in te luiden. In Amsterdam werden de laatste paar duizend Joden opgepakt onder wie de leden van de Joodse Raad, hun families en overgebleven medewerkers. In Rotterdam pakte de Sicherheitsdienst als laatste Joden de voorzitter van de Joodse Raad voor Rotterdam Hendrik Cohen en secretaris Mark van den Berg op. Zij zouden de oorlog niet overleven.

Veertien maanden na het eerste transport uit Loods 24 was Rotterdam officieel Judenrein. Er waren nu alleen nog enkele honderden gemengd gehuwde Joden.

We herdenken vandaag het eerste transport dat het einde van het Rotterdamse Jodendom inluidde. Maar misschien moeten we ook stilstaan bij het sluipende proces dat aan de moord op duizenden Rotterdamse Joden voorafging. De uitsluiting, demonisering en ontmenselijking van de tot de oorlog grootste minderheid in deze stad. Want ook al maakten Joden vier eeuwen lang deel uit van de Rotterdamse samenleving en hadden zij grote bijdragen aan de stad geleverd, toen het er echt op aankwam bleken zij voor de meeste Rotterdammers de ‘Ander’ te zijn. Ook over dat proces van uitsluiten en demoniseren zouden we moeten zeggen: ‘Dat nooit meer.’

Rotterdam, 30 juli 2024

Plaatsing Stolpersteine najaar 2024

In oktober 2024 zullen Stolpersteine geplaatst worden bij diverse adressen in Rotterdam. Het overzicht van staan de namen van degenen voor wie Stolpersteine geplaatst zullen worden wordt spoedig gepubliceerd. Dit samen met hun laatstbekende woonadressen, met daarbij de data en tijdstippen van plaatsing.